Soms veroorzaakt iemand schade bij een ander, zonder dat zij een contract of afspraak hebben. Denk aan een automobilist die tegen een geparkeerde fiets rijdt, een buurman die zonder toestemming een boom van een ander omzaagt, of iemand die iets kwetsends over een ander op sociale media zet. In zulke gevallen kan er sprake zijn van een onrechtmatige daad. De wet bepaalt dat degene die door zijn fout schade veroorzaakt, die schade moet vergoeden.
Een onrechtmatige daad is geregeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Hierin wordt beschreven dat een onrechtmatige daad een handeling is (of het nalaten daarvan) die een ander schade berokkent en in strijd is met het recht, een wettelijke verplichting of maatschappelijke zorgvuldigheid. Uit de onrechtmatige daad vloeit een verplichting tot schadevergoeding voort. In de wet wordt dit gesteld als:
‘Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.’
‘Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.’
‘Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.’
Om iemand aansprakelijk te kunnen stellen op grond van een onrechtmatige daad, moeten er vijf voorwaarden vervuld zijn:
1. Er moet sprake zijn van een onrechtmatigheid, dit is een soort ‘fout’;
2. Deze fout moet toerekenbaar zijn;
3. Er moet schade zijn;
4. De schade moet zijn veroorzaakt door de fout, dit is het ‘causale verband’;
5. Relativiteit, de leefregels rondom het gedrag wat van men kan worden verwacht rondom fouten, zien op het voorkomen van de geleden schade.
1 Onrechtmatigheid
Er zijn een drietal handelingen die onrechtmatigheid opleveren:
1. Inbreuk op een recht: dit is een directe inbreuk op het recht van een ander. Het meest voorkomend is een schending van een eigendomsrecht. Hierbij kunt u denken aan het onrechtmatig schade toebrengen aan iemands auto, zoals het kapotmaken van een autoraam door hier met een voetbal tegenaan te schoppen.
2. Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht: een ‘doen’ in strijd met een wettelijke plicht is vaak het meest voor de hand liggend, dit is namelijk gewoon een handeling die volgens de wet is verboden. Hierbij kunt u denken aan het overtreden van een verkeersregel. Een ‘nalaten’ in strijd met een wettelijke plicht ligt wat ingewikkelder. Nalaten kan namelijk ook onrechtmatig zijn, wanneer er een wettelijke plicht was om juist wel te handelen. Hierbij kunt u denken aan het niet-nakomen in een situatie wanneer iemand in direct levensgevaar is. Het is namelijk in Nederland strafbaar om iemand in direct levensgevaar op straat niet te helpen, mits u dat kunt doen zonder gevaar voor uzelf of anderen.
3. Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in maatschappelijk verkeer betaamt: dit verwijst naar gedrag dat niet voldoet aan de algemene normen van zorgvuldigheid en betamelijkheid die in de maatschappij worden verwacht. Hierbij kunt u denken aan het achterlaten van een gevaarlijke situatie, zoals een open kelderluik. Deze vorm wordt ook wel de ‘zorgvuldigheidsnorm’ genoemd.
2 Toerekenbaarheid
Deze fout moet aan de dader kunnen worden toegerekend. Dat betekent dat hij er iets aan kon doen: het gebeurde opzettelijk, of hij had voorzichtiger moeten zijn. Een onrechtmatige daad kan aan een dader worden toegerekend wanneer deze te wijten is aan zijn schuld, of aan een andere oorzaak die volgens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
Hiernaast zijn er ook bijzondere vormen van toerekenbaarheid, bijvoorbeeld bij kinderen, werknemers of dieren.
3 Schade
Er moet schade zijn geleden, er zijn 2 soorten schade: materiele schade en immateriële schade. Materiele schade is schade die uitgedrukt kan worden in geld. Immateriële schade is niet-tastbare schade, zoals pijn, verdriet of aantasting van eer of een goede naam.
4 Causaliteit
Een causaal verband is een oorzaak-gevolg situatie. De schade moet het gevolg zijn van de onrechtmatige daad. Zonder die daad zou de schade niet zijn ontstaan. Of er sprake is van een causaal verband kan beoordeeld worden met het conditio sine qua non-verband; zou de schade zijn ontstaan wanneer de onrechtmatige daad niet was gepleegd? Wanneer het antwoord hierop ‘nee’ is, is er sprake van een conditio sine qua non-verband.
5 Relativiteit
De laatste eis is dat er sprake moet zijn van relativiteit. Het relativiteitsvereiste houdt in dat de ‘dader’ slechts aansprakelijk is voor de schade indien hij een norm heeft geschonden die het getroffen belang van het slachtoffer beschermt. Het uitgangspunt is dat een norm in beginsel strekt ter bescherming van allen die als gevolg van overtreding ervan schade kunnen lijden.
Veelgestelde vragen:
Moet iemand de onrechtmatige daad expres hebben gepleegd?
Nee, ook nalatigheid of onzorgvuldig gedrag kan leiden tot aansprakelijkheid. Hierbij kunt u denken aan een balkoneigenaar die vergeet zijn balkon te onderhouden, waardoor er iets naar beneden valt en schade veroorzaakt.
Hoe bewijs ik dat iemand aansprakelijk is?
U moet kunnen aantonen wat er is gebeurd, wat de schade is en dat de schade het gevolg is van het gedrag van de ander.
Wat kan ik doen als iemand mij schade heeft toegebracht?
Probeer het eerst samen op te lossen. Soms is een gesprek of vergoeding zonder tussenkomst van de rechter mogelijk. Als dit niet werkt, kunt u de ander schriftelijk aansprakelijk stellen, beschrijf wat er is gebeurd, wat de schade is en dat u vergoeding vraagt. Wanneer u er dan niet uit komt, kunt u juridische hulp inschakelen, bijvoorbeeld via onze Wetswinkel.

Ten onrechte wordt regelmatig gedacht dat de juridische ondersteuning bij conflictsituaties of een oproep van de rechtbank om u te verantwoorden voor uw daden standaard erg duur is. Heeft u al eens gekeken naar pro deo rechtshulp? Bij pro deo rechtshulp wordt een groot deel van de gemaakte juridische kosten voor ondersteuning van een advocaat vergoed door de overheid. Volledig gratis is de geboden juridische hulp ook in dit geval niet; u betaalt nagenoeg altijd een deel van de kosten zelf. Het deel wat u zelf betaalt valt echter in het niet, bij het geheel aan kosten die gemaakt worden.
Gebruik maken van pro deo rechtshulp
Om aanspraak te kunnen maken op pro deo rechtshulp is het belangrijk een aantal zaken te toetsen. Zo bepaalt onder meer uw inkomen of u een beroep kunt doen op een pro deo advocaat. Naast uw inkomen speelt ook uw eigen vermogen mee. Voor minderjarigen geldt dat naar het inkomen van hun ouder(s) of voogd(en) gekeken wordt om te bepalen of zij in aanmerking komen voor pro deo ondersteuning bij een rechtszaak.
Platform voor het vinden van een advocaat
Gebruik een online platform om op zoek te gaan naar een advocatenkantoor dat pro deo rechtshulp aanbiedt. Dat geldt niet standaard voor ieder kantoor. Zoek daarnaast naar een pro deo advocaat, wiens ervaring past bij de zaak waarmee u momenteel te maken heeft.
Voor meer informatie over Eerste Rechtshulp kunt u terecht bij: eersterechtshulp.nl

De Hoge Raad heeft eind 2021 geoordeeld dat het sinds 2017 geldende stelsel van vermogensrendementsheffing in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Belastingbetalers waren een procedure gestart over de vermogensrendementsheffing op basis van fictieve rendementen. Ze vonden het niet terecht dat ze belasting moesten betalen over rendement dat ze niet hebben behaald. De Hoge Raad heeft hen gelijk gegeven.
Van belang is hierbij dat de Hoge Raad heeft gesteld dat de spaarders die te laat hebben geklaagd nu achteraf geen aanspraak kunnen maken op een vergoeding. Anders gezegd de Belastingdienst kan niet door de rechter worden verplicht spaarders te vergoeden die niet tijdig bezwaar hebben gemaakt. Dit ziet op het leerstuk van de formele rechtskracht. Dit leerstuk houdt in dat indien een besluit onherroepelijk is geworden het als rechtmatig wordt gezien. In dit geval zijn de besluiten onherroepelijk doordat de termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift was verstreken. De leer van de formele rechtskracht is dus zelfs van toepassing wanneer het besluit is gebaseerd op achteraf gebleken onrechtmatige wetgeving. Of en op welke wijze voor de spaarders die niet op tijd bezwaar hadden ingediend in een tegemoetkoming wordt voorzien, ligt dan ook in de handen van het kabinet. Deze zaak laat dan ook zien hoe belangrijk het is om tijdig het bezwaar in te dienen wanneer men te maken krijgt met bestuursrechtelijke besluiten.

Heeft een huurder van woonruimte die tijdens renovatie tijdelijk verblijft in een door de verhuurder ter beschikking gestelde, volledig ingerichte en gestoffeerde wisselwoning, recht op verhuiskostenvergoeding? Over deze prejudiciële vraag heeft de Hoge Raad zich onlangs gebogen.
Artikel 7:220 lid 5 BW bepaalt dat de verhuurder een verhuiskostenvergoeding verschuldigd is als de huurder tijdelijk moet verhuizen vanwege een renovatie. De vergoeding wordt elk jaar iets verhoogd en bedraagt in 2022 € 6.505,-.
In de zaak die vooraf ging aan de prejudiciële vraag wilde de betreffende woningcorporatie renovatiewerkzaamheden uitvoeren aan een flatgebouw met zelfstandige woningen. Voor de huurders was het onmogelijk om tijdens die werkzaamheden in de woonruimtes te verblijven. De verhuurder stelde daarom volledig ingerichte en gestoffeerde wisselwoningen beschikbaar. Toen de huurders vervolgens aanspraak wilden maken op de verhuiskostenvergoeding weigerde de woningcorporatie dit te betalen. De huurders stapten daarom naar de rechter.
In de rechtspraak werd vooralsnog wisselend geoordeeld over deze kwestie. De Hoge Raad komt nu met een duidelijk antwoord: als de huurder het gehuurde tijdelijk moet verlaten in verband met een renovatie en dan verblijft in een door de verhuurder ter beschikking gestelde, volledig ingerichte en gestoffeerde wisselwoning, heeft hij geen aanspraak op een verhuiskostenvergoeding. Dat geldt ook als de huurder een aanbod hiertoe afwijst. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat de wisselwoning wel ‘redelijk en passend’ dient te zijn. Hier speelt onder andere de ligging en de kwaliteit van de wisselwoning een rol, alsmede de duur van het verblijf daarin en de vraag of de inboedel van de huurder verplaatst moet worden. Ook zijn persoonlijke omstandigheden zoals de gezondheid van de huurder van belang.
De Hoge Raad benadrukt nog wel dat de huurder die geen aanspraak op de volledige verhuiskostenvergoeding kan maken, mogelijk wel aanspraak kan maken op vergoeding van opslagkosten voor de inboedel of herinrichtingskosten van de woning na de renovatie.

Het is intussen alweer een week geleden dat we met z’n allen afscheid hebben genomen van vrijwel alle coronamaatregelen. Zo is ook het advies om zoveel mogelijk thuis te werken komen te vervallen. Voor veel mensen zal dit een opluchting zijn, maar voor anderen die het thuiswerken wel zagen zitten juist niet. Maar wat zijn nou precies de juridische gevolgen van het vervallen van het thuiswerkadvies voor de positie van werknemers?
Het uitgangspunt is dat de werkgever een algemene instructiebevoegdheid heeft en in principe dus kan bepalen of de werknemer naar kantoor moet komen of vanuit huis mag werken. De kantonrechter in Nijmegen heeft zelfs toen het thuiswerkadvies nog gold geoordeeld dat dit overheidsadvies op zichzelf de instructiebevoegdheid van de werknemer niet inperkte. Van een algemeen ‘recht op thuiswerken’ is dus geen sprake, maar dit betekent nog niet dat je als werknemer die graag thuis werkt helemaal met lege handen staat. Op grond van de Wet flexibel werken zijn werkgevers namelijk wel verplicht om een verzoek van een werknemer om (deels) vanuit huis te werken serieus in overweging te nemen. Daarnaast moet een werkgever zich ook gedragen als een goed werkgever en dient dan ook rekening te houden met de belangen en de gezondheid van zijn werknemers. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan het dus toch zo zijn dat een werkgever een werknemer vanuit huis moet laten werken. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan gevallen waarbij de werknemer om medische redenen extra kwetsbaar is voor het coronavirus, terwijl het thuiswerken de productiviteit van de werknemer niet belemmert.
Al met al is het advies van het kabinet voor werkgevers en werknemers om met elkaar in goed overleg te treden over de mogelijkheden van hybride werken vanuit juridisch oogpunt dan ook toe te juichen. Mocht dit overleg onverhoopt niet de beoogde resultaten opleveren, dan kun je altijd bij ons terecht voor kosteloos juridisch advies!

Menig vakantievierder is alweer opzoek naar zijn vakantiebestemming voor dit jaar. De boekingssite Airbnb is een populaire aanbieder van vakantieaccommodaties. De boekingssite is de afgelopen jaren een aantal keer in opspraak geweest. Ditmaal moest Airbnb voor de rechter verschijnen doordat een vrouw terugbetaling verzocht van servicekosten die zij had moeten betalen aan Airbnb. Deze vrouw stelde dat de servicekosten (bemiddelingskosten) in strijd zijn met het courtageverbod. Dit verbod houdt in dat het niet is toegestaan voor een bemiddelaar om dubbele bemiddelingskosten te rekenen. In de zaak stond centraal of het verbod uit art. 7:417 lid 4 BW (jo 7:425 BW) ook van toepassing is op kortetermijnverhuur van vakantieaccommodaties.
De rechtbank Amsterdam had al eerder in een soortgelijke zaak geoordeeld over de toepasselijkheid van art. 7:417 lid 4 BW, dit het nadele van Airbnb. Naar aanleiding van deze uitspraak stapten duizenden mensen naar de rechter in de hoop hun gemaakte servicekosten terug te krijgen.
Nu de vraag met betrekking tot de toepasselijkheid wederom werd opgegooid, verzochten de partijen de rechtsvraag door middel van een prejudiciële vraag voor te leggen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde eind 2021, anders dan de rechtbank, dat de aard van de overeenkomst voor de toepassing van het courtageverbod beslissend is. Dit brengt mee dat het verbod in onderhavige uitspraak niet geldt en Airbnb dus wel servicekosten mag rekenen aan verzoekster.
Het massaal claimen van een deel van de vakantiekosten zit er dus helaas niet in. Daarbij komt dat nu de Hoge Raad zich over de zaak heeft gebogen, soortgelijke claims in de toekomst waarschijnlijk weinig kans van slagen hebben.
Heeft u zelf vragen over dergelijke claims of een ander juridisch probleem? Bij Wetswinkel Nijmegen voorzien wij u graag van kosteloos juridisch advies!

Acht slachtoffers van de toeslagenaffaire hebben besloten naar de civiele rechter te stappen om een schadevergoeding te claimen. Zij worden vertegenwoordigd door twee Nijmeegse advocaten. Door het gebrek aan vertrouwen in de overheid wordt nu de onafhankelijke burgerlijke rechter als laatste redmiddel gezien. Aangezien de ouders buiten de compensatieregeling van de overheid vielen hopen ze op grond van een onrechtmatige daad een schadevergoeding te ontvangen. Toch prefereren de advocaten van de gedupeerden dat er een regeling met de overheid kan worden getroffen door middel van een schikking. Mocht dit niet lukken zullen ze een verklaring bij de rechter eisen waarin vast komt te staan dat de overheid onrechtmatig heeft gehandeld. Tevens zal er dan een voorschot op de schadevergoeding worden geëist. In een latere procedure, de zogenaamde “schadestaatprocedure” zal de rechter de precieze hoogte van de schadevergoeding bepalen.
Mocht de overheid geen aansprakelijkheid erkennen kan er een onrechtmatigedaadsactie tegen de overheid worden gestart. Deze civiele zaak staat los van de compensatieregeling die door de overheid is aangeboden. In deze gerechtelijke procedure wordt vastgesteld of de overheid foutief heeft gehandeld en daardoor verantwoordelijk is voor de gelede schade. Tevens kan er een schadevergoeding komen voor de immateriële schade. Deze schade is niet in geld uit te drukken, denk aan verdriet en verbroken relaties. Dit kan financieel gecompenseerd worden, men spreekt dan van smartengeld.
Deze zaak kan een belangrijk precedent scheppen voor andere gedupeerden, mocht het een succes worden is de kans groot dat ook andere slachtoffers de gerechtelijke weg inslaan voor compensatie. Deze weg staat haaks op de beoogde compensatieregeling van de regering. Helaas lijkt de toeslagenaffaire nog lang niet opgelost te zijn.

Na ruim een jaar aan onderhandelingen hebben de vakbonden en de ABU (Algemene Bond Uitzendondernemingen) een akkoord bereikt over een nieuwe cao waardoor uitzendkrachten meer rechten krijgen.
Zo gaat de duur van het eerste tijdelijke contract van maximaal 78 weken naar maximaal 52 weken. Tevens wordt de periode dat iemand een contract voor bepaalde tijd mag krijgen korter, deze gaat van 4 jaar naar 3 jaar. Hierdoor zullen uitzendkrachten eerder in vast dienstverband komen te werken.
Vanaf januari zullen uitzendkrachten ook een ruimere pensioenregeling krijgen en moeten zij onder meer dezelfde toeslagen en eindejaarsuitkering ontvangen als werknemers die een vast contract hebben bij hun bedrijf.
Ook voor arbeidsmigranten pakt de cao gunstig uit. Voor hen komt er een inkomensgarantie ter hoogte van het wettelijk minimumloon voor de eerste twee maanden bij een uitzendwerkgever. Verder is afgesproken dat arbeidsmigranten tot vier weken na het einde van de uitzendovereenkomst in hun huisvesting mogen blijven.
De afspraken van de cao-partijen zijn een eerste stap te noemen in de uitwerking van het sociaal akkoord uit juni. Het is de bedoeling dat in volgende cao’s de verschillen tussen vaste contracten en uitzendcontracten nog kleiner gaan worden gemaakt.
Heeft u zelf vragen over uw arbeidscontract of heeft u een ander juridisch probleem? Bij Wetswinkel Nijmegen voorzien wij u graag van kosteloos juridisch advies!

Consumenten worden vandaag de dag nog steeds veel geconfronteerd met misleidende en onrechtmatige handelingen. Zowel de Europese Unie als de nationale overheid hebben ingezien dat betere bescherming ernstig nodig is, mede gezien de toenemende digitale kundigheid. Alle Europese consumenten moeten dan ook uiterlijk eind mei 2022 worden beschermd op dezelfde manier. Het wetsvoorstel modernisering consumentenbescherming is een resultaat van de Europese Richtlijn modernisering consumentenbescherming, welke zal worden omgezet in ons nationale recht. Er komt onder meer een verbod op het plaatsen van valse consumentenbeoordelingen bij webshops en andere digitale platforms. Voordat deze consumenten een recensie mogen plaatsen, moeten zij eerst worden gecontroleerd op echtheid. Bovendien moet online duidelijk worden vermeld wie verantwoordelijk is voor levering en afhandeling van retourpakketjes. Op deze manier is het voor de consument duidelijk bij wie hij of zij moet zijn bij eventuele problemen. Luisteren partijen niet naar de regels zoals deze in het wetsvoorstel staan, dan volgen vergaande sancties. Hierbij kunt u denken aan een last onder dwangsom, een bestuurlijke boete of een zelfstandige last. Dit houdt de bevoegdheid in om aan een burger of onderneming de verplichting op te leggen om bepaalde handelingen te verrichten waarmee wettelijke voorschriften worden nageleefd. Het doel van voormelde sancties is om partijen af te schrikken van het online handelen op onrechtmatige wijze.
Heeft u als consumenten zelf te maken met onrechtmatige online handelspraktijk of heeft u een ander probleem? Bij Wetswinkel Nijmegen voorzien wij u graag van kosteloos juridisch advies!

Afgelopen zomer heeft de Hoge Raad zogenaamde “prejudiciële vragen” beantwoord over de vraag of zogenaamde administratie-/contractkosten in een huurovereenkomst mogen worden opgenomen. Deze kosten worden meestal door de verhuurder gevorderd bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst. In de wet staat dat er geen kosten in rekening mogen worden gebracht die voor een van de partijen een niet redelijk voordeel opleveren. De Hoge Raad boog zich over de vraag of deze administratiekosten, die in veel huurovereenkomsten te vinden zijn, een niet redelijk voordeel voor de verhuurder opleveren. Hij concludeerde daarbij dat er gekeken moet worden naar het voordeel dat de huurder krijgt tegenover de kosten die door de verhuurder in rekening worden gebracht. Daarnaast mogen verhuurders geen kosten in rekening brengen die behoren tot een “normale woningexploitatie”. De argumentatie daarachter is dat de huurder niet voor iets hoeft te betalen waar hij normaliter ook recht op zou hebben. Wanneer er geen sprake is van bijzondere omstandigheden kan er aangenomen worden dat de administratiekosten een niet redelijk voordeel opleveren voor de verhuurder. Hierdoor is het in veel gevallen niet toegestaan om administratie-/contractkosten op te nemen in de huurovereenkomst en bent u dus ook niet verplicht deze te betalen.
Heeft u zelf een probleem met uw huurovereenkomst of heeft u een ander juridisch probleem? Bij Wetswinkel Nijmegen voorzien wij u graag van kosteloos juridisch advies!
Recente reacties