Airbnb schiet raak

Menig vakantievierder is alweer opzoek naar zijn vakantiebestemming voor dit jaar. De boekingssite Airbnb is een populaire aanbieder van vakantieaccommodaties. De boekingssite is de afgelopen jaren een aantal keer in opspraak geweest. Ditmaal moest Airbnb voor de rechter verschijnen doordat een vrouw terugbetaling verzocht van servicekosten die zij had moeten betalen aan Airbnb. Deze vrouw stelde dat de servicekosten (bemiddelingskosten) in strijd zijn met het courtageverbod. Dit verbod houdt in dat het niet is toegestaan voor een bemiddelaar om dubbele bemiddelingskosten te rekenen. In de zaak stond centraal of het verbod uit art. 7:417 lid 4 BW (jo 7:425 BW) ook van toepassing is op kortetermijnverhuur van vakantieaccommodaties.  

De rechtbank Amsterdam had al eerder in een soortgelijke zaak geoordeeld over de toepasselijkheid van art. 7:417 lid 4 BW, dit het nadele van Airbnb. Naar aanleiding van deze uitspraak stapten duizenden mensen naar de rechter in de hoop hun gemaakte servicekosten terug te krijgen.  

Nu de vraag met betrekking tot de toepasselijkheid wederom werd opgegooid, verzochten de partijen de rechtsvraag door middel van een prejudiciële vraag voor te leggen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde eind 2021, anders dan de rechtbank, dat de aard van de overeenkomst voor de toepassing van het courtageverbod beslissend is. Dit brengt mee dat het verbod in onderhavige uitspraak niet geldt en Airbnb dus wel servicekosten mag rekenen aan verzoekster. 

Het massaal claimen van een deel van de vakantiekosten zit er dus helaas niet in. Daarbij komt dat nu de Hoge Raad zich over de zaak heeft gebogen, soortgelijke claims in de toekomst waarschijnlijk weinig kans van slagen hebben.  

 

Heeft u zelf vragen over dergelijke claims of een ander juridisch probleem? Bij Wetswinkel Nijmegen voorzien wij u graag van kosteloos juridisch advies!