De Hoge Raad heeft eind 2021 geoordeeld dat het sinds 2017 geldende stelsel van vermogensrendementsheffing in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Belastingbetalers waren een procedure gestart over de vermogensrendementsheffing op basis van fictieve rendementen. Ze vonden het niet terecht dat ze belasting moesten betalen over rendement dat ze niet hebben behaald. De Hoge Raad heeft hen gelijk gegeven.
Van belang is hierbij dat de Hoge Raad heeft gesteld dat de spaarders die te laat hebben geklaagd nu achteraf geen aanspraak kunnen maken op een vergoeding. Anders gezegd de Belastingdienst kan niet door de rechter worden verplicht spaarders te vergoeden die niet tijdig bezwaar hebben gemaakt. Dit ziet op het leerstuk van de formele rechtskracht. Dit leerstuk houdt in dat indien een besluit onherroepelijk is geworden het als rechtmatig wordt gezien. In dit geval zijn de besluiten onherroepelijk doordat de termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift was verstreken. De leer van de formele rechtskracht is dus zelfs van toepassing wanneer het besluit is gebaseerd op achteraf gebleken onrechtmatige wetgeving. Of en op welke wijze voor de spaarders die niet op tijd bezwaar hadden ingediend in een tegemoetkoming wordt voorzien, ligt dan ook in de handen van het kabinet. Deze zaak laat dan ook zien hoe belangrijk het is om tijdig het bezwaar in te dienen wanneer men te maken krijgt met bestuursrechtelijke besluiten.
Recente reacties